Het einde van de spiegel? Systeemcamera troeft dslr technisch af.

Door admin op za, 06/01/2018 - 16:19

Spiegelreflexcamera's hebben nog steeds een groter marktaandeel dan systeemcamera's, maar 2017 was om twee redenen een keerpunt. Over een aantal jaren gezien dalen de verkopen van dslr's, terwijl die van systeemcamera's zowel absoluut als relatief stijgen. Dat is tegen de trend in, want de cameramarkt als geheel heeft nog steeds ernstig te lijden van de smartphone en andere nieuwe concurrenten, zoals actiecamera's, waardoor de markt steeds kleiner wordt. De andere ontwikkeling speelt zich af op technisch vlak. De spiegelreflex loopt tegen zijn fysieke grenzen aan, zowel wat autofocus als wat burstsnelheid betreft. In beide gevallen zit de spiegel, ooit het unique selling point, eigenlijk in de weg. Systeemcamera's kunnen zich daardoor op verschillende vlakken blijven ontwikkelen, terwijl de grens van de spiegelreflex bereikt is. Dat is uiteraard (nog) niet voldoende om nu al definitief afscheid te nemen, want er zijn meer overwegingen om voor een bepaalde camera te kiezen.

Systeemcamera's bestaan al sinds 2008, maar spiegelreflexfabrikanten waren aanvankelijk terughoudend om ze te produceren. Sinds 2012 heeft praktisch ieder merk die stap wel gewaagd, al hebben Nikon en Pentax hun activiteiten momenteel in de pauzestand gezet. Olympus, Panasonic en Fujifilm hebben hun spiegelreflexcamera's overboord gegooid en zetten nu honderd procent in op de systeemcamera. Sony heeft nog zijn A-mount-lijn, maar focust zich in de praktijk vooral op spiegelloze camera's. Canon, Nikon en Pentax zijn de enige fabrikanten die nog volledig inzetten op de spiegelreflex en hebben daar zelf ook valide redenen voor.

Aanvankelijk hadden systeemcamera's een duidelijke achilleshiel; de autofocus was merkbaar trager dan bij een spiegelreflex. Door het ontbreken van een spiegel moest de sensor het focussen 'erbij doen'. Dit nadeel is echter in de afgelopen jaren omgezet in een voordeel, waarbij de sensor nog veel meer handige taken kan verrichten. Denk aan oogautofocus en focuspeaking. Andere voordelen zijn: géén black-out en een burstsnelheid van twintig tot dertig foto's per seconde mét autofocus én in raw. Dat roept de vraag op of de spiegel op termijn nog toekomst heeft.

Autofocus met en zonder spiegel

De spiegel en autofocus

Het belangrijkste verschil tussen een systeemcamera en een spiegelreflex wordt gevormd door de spiegel, waaraan een spiegelreflexcamera zijn naam dankt. De spiegelconstructie zorgt ervoor dat je, door middel van diverse interne spiegels, via de zoeker rechtstreeks door de lens kunt kijken, in tegenstelling tot bijvoorbeeld bij een meetzoekercamera. Aan het eind van de jaren tachtig werd de functionaliteit aangevuld met een tweede innovatie: autofocus. De spiegel werd halfdoorlatend gemaakt en er werd een subspiegel onder geplaatst, waardoor het beeld niet alleen omhoog, naar de zoeker, kon worden gekaatst, maar ook naar beneden. Daar werd een autofocussensor toegevoegd, die de afstand tot het onderwerp kan meten door middel van fasedetectie, waarna de lens elektronisch op het juiste punt kan scherpstellen. Sindsdien zijn er honderden autofocuslenzen uitgebracht voor de verschillende camerasystemen, wat mede verklaart waarom spiegelreflexcamera's zo populair zijn.

Schematische weergave van de spiegelconstructie van een dslr. Het licht dat via de lens binnenkomt, gaat via verschillende spiegels naar zowel de autofocussensor als de zoeker. Bij een systeemcamera is de 'flangeafstand' korter door het ontbreken van een spiegel, waardoor de camera kleiner kan zijn.

Systeemcamera's hebben geen spiegel. Dat is niet meer nodig, aangezien de sensor diens taken heeft overgenomen; de sensor zorgt zowel voor de autofocus als voor de beeldweergave in de elektronische zoeker. Door het weglaten van de spiegel wordt de flange afstand korter, zodat de camera's compacter kunnen worden.

Sinds analoge film vervangen werd door een sensor, werd al snel duidelijk dat dit onderdeel meer kon dan alleen lichte en donkere tinten vastleggen, die via een kleurenfilter in een digitale foto worden omgezet. De lichtgevoelige cellen, fotodiodes genaamd, kunnen namelijk ook gebruikt worden voor autofocus. Door het licht vanaf verschillende posities op de sensor te meten en de metingen op elkaar af te stemmen, kan de camera de afstand tot het onderwerp en dus het juiste scherpstelpunt bepalen: fasedetectie-autofocus, net als met een spiegel. Vaak wordt gebruikgemaakt van dedicated diodes voor de autofocus, wat betekent dat deze dus niet voor de registratie van beeld gebruikt worden. Al deze verschillende punten worden dan autofocuspunten genoemd. In aantal zijn het er vaak veel meer dan bij een spiegelreflex, bijvoorbeeld bijna zevenhonderd bij de onlangs aangekondigde Sony A9. Het aantal is echter niet een op een vergelijkbaar; de af-punten op een autofocussensor van een dslr zijn een stuk groter.

Tegelijk is er ook contrastdetectie, dat eveneens via de sensor werkt en al sinds jaar en dag in (compact)camera's wordt gebruikt. Voor deze methode worden contrastverschillen via de sensor gemeten. Op basis van het binnenkomende beeld dat door de sensor wordt geregistreerd, wordt scherpgesteld van het begin tot het eind, totdat het grootste contrast wordt bereikt; dan is de opname scherp. Doordat stapsgewijs van dichtbij tot veraf wordt scherpgesteld, kost deze methode meer tijd dan fasedetectie-autofocus. Fabrikanten als Panasonic en Olympus zijn er echter in geslaagd om dit steeds sneller en accurater te doen, mede door slimme trucs als depth-by-defocus. Contrastdetectie is echter over het algemeen wat trager bij tracking, oftewel het volgen van een snel bewegend onderwerp. Uiteraard kan een systeemcamera ook van beide scherpsteltechnieken gebruikmaken.

Spiegelreflexcamera's kunnen dezelfde techniek toepassen als de spiegel is opgeklapt - de zoeker is dan dus niet meer bruikbaar. Bij Nikon en Pentax is de scherpstelling dan echter vrij traag. Bij Canon werkt het vlot dankzij het gebruik van dualpixel-autofocus, waarbij iedere pixel ook ingezet kan worden voor de autofocus.

Een autofocussensor van een dslr bevat grotere af-punten, in dit geval 61, dan een beeldsensor

Verdeling van de scherpstelpunten

Wat de autofocus betreft is er nog een belangrijk verschil, waarbij een systeemcamera een streepje voor heeft. Een dslr gebruikt een aparte sensor voor de autofocus. Deze zit onder de spiegel en is kleiner dan de beeldsensor zelf. Daardoor zijn de af-punten vooral in het midden te vinden en niet in de uiterste hoeken. Bij aps-c-camera's is de verhouding redelijk goed, maar bij fullframemodellen is dat minder, zie bijvoorbeeld de afbeelding hieronder van de Canon 80D en de 6D Mark II, die dezelfde autofocussensor gebruiken.

 

De verdeling van de af-punten oogt bij de 80D logisch, maar dezelfde sensor laat bij de 6D Mark II nogal wat ruimte over

Als een onderwerp buiten het beeld van de af-punten valt, worden andere methoden gebruikt, met onder andere een rgb-lichtmeetsensor die vormen en kleuren kan herkennen, maar dat is minder effectief en vooralsnog alleen beschikbaar op high-end modellen. Dat de af-sensor niet in een een-op-eenverhouding staat met de beeldsensor, is in feite een beperking, waardoor systeemcamera's ook op dit vlak een voordeel hebben. Terwijl het een spiegelrelfex lastig is om met de af-punten het hele beeld af te dekken, is dat op een beeldsensor veel makkelijker te realiseren. Nikon heeft met de af-sensor van de D500 een stap in de goede richting gedaan, maar dit is voor fullframe dslr's tot nu toe niet gelukt.

 

Een voorbeeld waarbij de af-punten van een systeemcamera het hele beeld bestrijken, in vergelijking met die van een professionele dslr

Unieke mogelijkheden

Een systeemcamera heeft dus een aantal technische voordelen ten opzichte van een spiegelreflex. Die voordelen zijn vooral te danken aan het vernuftige autofocussysteem, dat geïntegreerd is in de sensor, maar ook de elektronische zoeker speelt een rol.

 

Een sensor kan tegenwoordig veel meer dan beeld vastleggen

Video

Een belangrijk voordeel van de systeemcamera bij video is dat je tijdens het filmen gewoon de zoeker kunt blijven gebruiken. Bij een spiegelreflex kan dat niet, doordat de spiegel is opgeklapt. Je bent dan verplicht om de lcd te gebruiken en dat is in veel gevallen niet ideaal. Dat geldt bijvoorbeeld bij fel zonlicht, maar ook omdat je via de zoeker gewoon beter zicht hebt en niet wordt afgeleid door de buitenwereld. Bovendien is filmen via de zoeker stabieler. Een spiegelreflex gebruikt een andere autofocustechniek tijdens het filmen. De autofocussensor is door de opgeklapte spiegel niet beschikbaar, dus gebruikt de camera contrastdetectie of een vergelijkbare methode met fasedetectiediodes op de sensor. Omdat dit niet het primaire autofocussysteem is, werkt het vaak trager, vooral bij snel bewegende onderwerpen. Canon's dualpixel-autofocus werkt overigens wel vloeiend, wat mooi is wanneer er gewisseld wordt van de achter- naar voorgrond - of andersom.

Burst

Het weglaten van de spiegel levert systeemcamera's nóg een voordeel op. Tijdens een burst, zoals bij actiefotografie, hoeft de spiegel niet telkens op en neer te klappen. Dat kost immers tijd en hoe sneller dit moet, des te duurder en complexer de constructie wordt. Dat betekent dat een systeemcamera meer foto's per seconde kan halen dan een dslr. Dat zien we al bij consumentencamera's, maar in het hogere segment zijn de verschillen nog groter. Waar professionele dslr's blijven steken op 12 tot 14fps, soms met eenmalige autofocus op de maximale stand, halen systeemcamera's 20 tot 60fps. Dat is mét autofocus en het werkt ook met raw. Een dslr kan dergelijke hoge aantallen alleen bereiken als de spiegel opgeklapt blijft, dus in de live-viewmodus. In die zin is de spiegel dus een duidelijke fysieke beperking.

Nu kun je je afvragen of dergelijke snelheden nodig zijn, maar exact datzelfde argument werd ooit geroepen toen de maximale burst van dslr's nog op 8fps zat. Iedere actiefotograaf weet dat meer beelden per seconde de kans op het vastleggen van het perfecte moment vergroot. Iemand die een actiemoment met twintig tot dertig foto's per seconde kan vastleggen, heeft gewoon een strategisch voordeel.

Black-out

Bij een spiegelreflex klapt de spiegel op en neer op het moment dat je een foto maakt. Er is daardoor sprake van een black-out, waarbij de zoeker even zwart wordt. Veel systeemcamera's hebben daar overigens ook last van, maar dan door de sluiter. Als een elektronische sluiter gebruikt wordt in combinatie met een razendsnelle uitleestijd van de sensor, is er geen sprake meer van een black-out. Dat heeft als voordeel dat je tijdens het fotograferen je onderwerp goed in beeld kunt houden, ook als dit beweegt. Op dit moment is er een beperkt aantal systeemcamera's die dit kunnen, waaronder de Sony A9, A7R III en de Panasonic G9, maar dat zal ongetwijfeld snel toenemen. Door het wegvallen van de black-out lijkt het alsof er niets gebeurt; je hoort niets en je ziet geen verschil. Dat is misschien even wennen, maar het komt het fotograferen wel ten goede.

Gezichtsherkenning en oogautofocus

Doordat de sensor gebruikt wordt voor autofocus, kun je er meer mee doen. Gezichtsherkenning is een functie die we al enkele jaren kennen en dat komt de scherpstelling ten goede doordat de camera gezichten prioriteit geeft. Het is zelfs te koppelen aan een bepaald persoon, door diens unieke kenmerken op te slaan. Deze functie is overigens ook beschikbaar op spiegelreflexcamera's, maar werkt alleen als de spiegel opgeklapt is.

Nog handiger is oogautofocus. Bij portretten is het een ongeschreven regel dat de ogen altijd scherp moeten zijn. Een camera weet dat niet en gaat vaak uit van het dichtstbijzijnde punt, zoals de neus. Als je met een grote lensopening werkt, heeft dat een ongewenst effect: een scherpe neus en onscherpe ogen. Je kunt natuurlijk een vast focuspunt kiezen en daarmee op het oog scherpstellen, maar lang niet iedereen doet dat en met een bewegend onderwerp werkt het niet.

Met oogautofocus is dit een koud kunstje. Er wordt altijd prioriteit gegeven aan de ogen en dat werkt ook in combinatie met tracking en snelbewegende onderwerpen. Vooral bij lichtsterke lenzen is dit van grote waarde.

Front- en backfocus

Een spiegelreflex heeft soms last van front- en backfocus. Er wordt dan net voor of achter het scherpstelpunt scherpgesteld. Dit is vooral frustrerend als op volle lensopening wordt geschoten. De mate waarin de focus afwijkt, verschilt per lens. Bij de ene lens heb je er dus misschien geen last van en bij een andere wel. Gelukkig is dit in de camera te corrigeren via micro-adjustment, maar dit moet dus wel voor iedere lens afzonderlijk. Ook dit wordt veroorzaakt door de spiegelconstructie; systeemcamera's hebben er vrijwel geen last van en kunnen de focus bovendien simpelweg dubbelchecken via contrast-af.

Handmatig scherpstellen

Autofocuslenzen zijn het meest gangbaar, maar toch worden er nog steeds interessante handmatige lenzen aangekondigd. Denk aan Zeiss-lenzen, maar ook aan die van Samyang, SLR Magic, Leica en natuurlijk oude vintage-lenzen uit de jaren zeventig en tachtig. Handmatig scherpstellen met een spiegelreflex is mogelijk, maar zonder speciaal matglas niet eenvoudig. Een systeemcamera heeft een speciaal hulpmiddel, dat opnieuw mogelijk is dankzij autofocus via de sensor: focuspeaking. Daarbij worden contrastverschillen in de elektronische zoeker getoond in een vooraf ingestelde kleur. Nog makkelijker is een vergroting in de zoeker. De meeste camera's tonen dit automatisch op het moment dat er handmatig wordt scherpgesteld. Scherpstellen is met een systeemcamera dus kinderlijk eenvoudig.

Compatibel met vrijwel alle lenzen

Doordat de flange back door het ontbreken van de spiegel veel korter is, kunnen lenzen van praktisch alle camerasystemen via een adapter op een systeemcamera gemonteerd worden. Andersom kan dat niet. In theorie kun je daardoor zelfs je oude lenzen blijven gebruiken, hoewel je in de meeste gevallen dan wel de autofocus kwijtraakt. Bij sommige camera's, zoals recente Sony's, kun je met een Metabones of vergelijkbare adapter zelfs de autofocus blijven gebruiken.

Wysiwyg

Een voordeel van een evf is dat je van te voren exact ziet hoe je foto eruit komt te zien: what you see is what you get, oftewel wysiwyg. Dat betekent dat je een concrete indruk krijgt van de belichting, witbalans en scherptediepte, nog voordat je de foto gemaakt hebt. In de studio is dit overigens ook uit te schakelen. Bij een dslr zie je dit pas achteraf, hoewel de scherptediepte wel te controleren is via een knop op de body.

Zoeker en accu

Bij afwezigheid van een spiegel is een optische zoeker niet mogelijk. Systeemcamera's gebruiken daarom een elektronische zoeker, ofwel evf. Omdat deze in tegenstelling tot een optische zoeker niet aan een bepaalde locatie gebonden is, zit hij soms aan de linkerkant van de body, wat als voordeel heeft dat je neus niet tegen het scherm aangedrukt zit. In tegenstelling tot een optische zoeker, is de omvang van de zoeker niet gekoppeld aan het formaat van de sensor (lees: de spiegel), waardoor hij veel groter kan zijn dan normaal - veel high-end systeemcamera's hebben een zoeker die gelijk of groter is dan die van een professionele spiegelreflex.

Een ander voordeel van een evf is dat je van te voren exact ziet hoe je foto eruit komt te zien: what you see is what you get, oftewel wysiwyg. Dat betekent dat je een concrete indruk krijgt van de belichting, witbalans en scherptediepte. Bovendien kun je in de zoeker gebruikmaken van hulpmiddelen zoals focuspeaking voor handmatige scherpstelling of een live histogram. Ook kun je tijdens het filmen door de zoeker blijven kijken, terwijl je bij een dslr per se de lcd moet gebruiken.

 

Een elektronische zoeker hoeft niet per se in het midden van de camera te zitten

Nadelen

Nadelen zijn er ook. Hoewel de resolutie van elektronische zoekers is toegenomen, is het detail nog altijd lager dan bij een optische zoeker. In veel gevallen zul je daar niets van merken, maar het kan leiden tot moiré en een zichtbaar lager dynamisch bereik. Ook is er soms sprake van lichte vertraging, of lag, doordat het beeld moet worden opgebouwd. Dit probleem is in recente camera's geminimaliseerd dankzij een snellere uitleestijd en weergave met 120fps, maar het blijft een fysieke beperking. Vooral bij goedkope modellen kan de vertraging hinderlijk zijn. Tot slot kost het gebruik van een evf stroom en zie je dus niets als de camera uitstaat. Het gebruik van een optische zoeker kost geen energie en dat is voor bijvoorbeeld wildlifefotografie erg prettig.

Accu

Voor natuurfotografen zijn systeemcamera's momenteel nog iets minder geschikt, tenminste, als je graag continu door de zoeker kijkt in afwachting van het juiste moment. Met een systeemcamera kost dat energie en zal het ertoe leiden dat je eerder accu's moet verwisselen dan met een optische zoeker. Hetzelfde geldt uiteraard voor het gebruik van de lcd. Er zijn overigens wel work-arounds. De meeste camera's hebben een oogsensor en die kun je zo instellen dat de zoeker alleen aangaat als je je oog erbij houdt. De grootste energiesluiper blijft overigens de sensor die continu aanstaat.

De accuduur blijft een algemeen nadeel van systeemcamera's. Doordat de camerabodies kleiner zijn dan een spiegelreflex, is er ook minder ruimte voor een grote accu. Fabrikanten ontwikkelden daarom kleine accu's of gebruiken simpelweg bestaande exemplaren uit compactcamera's. Niet alleen is daardoor minder energie beschikbaar, het gebruik van de lcd of zoeker kost ook nog eens meer stroom. Waar een spiegelreflex doorgaans probleemloos zeshonderd tot achthonderd foto's op één lading haalt, ligt het gemiddelde bij een systeemcamera rond de driehonderd. Toch begint ook dat te veranderen. De Sony A9 en A7R III hebben een nieuwe accu gekregen die meer in lijn ligt met die van spiegelreflexcamera's.

 

Recente systeemcamera's hebben een grotere accu gekregen, maar voor veel modellen blijft de accuduur een probleem

Lensaanbod en professionele ondersteuning

 

Het lensaanbod van systeemcamera's is nog niet op het niveau van dat van spiegelreflexcamera's

Het lensaanbod van systeemcamera's is nog niet zo uitgebreid als dat van spiegelreflexcamera's. Dat is niet zo gek, want zowel Canon als Nikon gebruikt al sinds de jaren tachtig dezelfde elektronische lensvatting, waardoor het aanbod erg groot is, zowel nieuw als tweedehands, en van derde partijen als Tamron, Tokina en Sigma. Niet alleen zijn de lenzen daardoor goedkoper, het aanbod van nieuwe lenzen is vele malen groter. Dat geldt ook voor de tweedehandsmarkt; er is meer vraag én meer aanbod. Systeemcamera's zijn allemaal nog betrekkelijk nieuw en aangezien fabrikanten vanwege de nieuwe lensmount en afwijkende lensflange nieuwe objectieven moesten ontwikkelen, is het aanbod beperkt, zeker in vergelijking met dslr's. Het opnieuw moeten ontwikkelen van lenzen heeft overigens wel geleid tot interessante innovaties, zoals inschuifbare lenselementen, elektronische zoom, en de combinatie van lens- en bodystabilisatie.

Panasonic en Olympus hebben een streepje voor. Niet alleen waren zij de eerste fabrikanten die met systeemcamera's kwamen, ook hebben ze flink werk gemaakt van hun lenzenportfolio in verschillende vormen en prijsklassen. Bovendien zijn beide systemen onderling compatibel. Een Panasonic-lens past dus op een Olympus-camera en andersom.

Merk en productserie

Canon

Fujifilm

Nikon 

Olympus / Panasonic

Sony

Mount

EF en EF-S

X

F

MFT

E

Totaal aantal lenzen in de Pricewatch

282

87

284

168

148

Lenzen met autofocus

171

24

170

69

55 

Lenzen onder de 500 euro (met af)

65

6

61

43

21

Aantal zoomlenzen (met af)

100

9

98

33

25

Zoomlenzen onder de 500 euro (met af)

39

0

37

18

4

Professionals

Een uitgebreid lensaanbod is helemaal van belang om professionals, die fulltime hun brood verdienen met fotografie, over de streep te trekken. Een overstap is niet makkelijk, want dat komt vaak neer op kapitaalvernietiging. Voor een consument met duizenden euro's aan apparatuur is dat al een drempel, maar voor een professional ligt de waarde vaak nog aanmerkelijk hoger. Bovendien kennen professionals hun apparatuur door en door, en weten ze in alle relevante omstandigheden blind welke knoppen en instellingen ze moeten gebruiken. Bij een ander type camera is dat toch wennen. Vaak zijn er ook minder knoppen, omdat systeemcamera's doorgaans kleiner zijn en dus minder ruimte hebben, hoewel moderne modellen zoals de Panasonic G80, G9 en GH5, de Olympus E-M1 II, de Fujifilm X-T2 en de Sony A7R III en A9 laten zien dat ook systeemcamera's veel knoppen kunnen hebben en blindelings bediend kunnen worden. Toch zal een compleet ander menu en afwijkende knoppenindeling voor bepaalde professionals een drempel blijven, vooral voor bijvoorbeeld sportfotografen die snel moeten schakelen. Voor bijvoorbeeld landschappen en architectuur heb je doorgaans meer tijd en is er dus ook meer speelruimte.

Wie met een Canon 1D X (II), Nikon D5 of vergelijkbaar model fotografeert, is ook gewend aan de robuuste bouw van deze camera's. Een professional gaat doorgaans wat minder zuinig met zijn of haar apparatuur om dan een consument: het is gereedschap. Soms moet je snel handelen en de primaire camera snel op de grond leggen om over te schakelen naar de tweede met een andere lens. High-end systeemcamera's zijn ook weather sealed en stevig, maar zitten nog niet op dit niveau. Tot slot is het lensaanbod van de systeemcamera's, zoals eerder genoemd, nog lang niet op het niveau van Canon of Nikon. In standaardlenzen is wel voorzien, maar voor specialistische lenzen zijn vaak geen alternatieven. Voor een professional weegt dat nog veel zwaarder dan voor een consument, want het is onmisbaar gereedschap.

Het belangrijkste argument waarom professionals huiverig zijn, is de professionele ondersteuning. Canon en Nikon hebben daarvoor goed geoliede afdelingen, CPS en NPS, die professionals bijstaan. Camera of lens defect? Stuur hem op of breng hem langs en je krijgt direct een vervangend exemplaar. Ook bij grote evenementen, van voetbalwedstrijden tot de Olympische Spelen, zijn Canon en Nikon aanwezig, en kun je er direct terecht als je problemen hebt. Leenapparatuur is altijd beschikbaar, ook om te proberen. Het zal je daardoor niet snel overkomen dat je niet kunt doorwerken. Andere fabrikanten, zoals Sony en Olympus, zijn ook bezig Pro-supportafdelingen op te richten, maar deze zijn nog niet in alle landen actief en het zal nog enige tijd duren voordat ze op hetzelfde niveau zitten als die van Canon en Nikon.

Blik op de toekomst

Hoe de toekomst er concreet uit gaan zien, is gissen, maar de opmars van de systeemcamera lijkt een onomkeerbare trend. Het aantal camerafabrikanten dat de spiegelreflex als speerpunt heeft, wordt steeds kleiner; feitelijk gaat het alleen nog om Canon en Nikon, van oudsher de twee partijen met het grootste marktaandeel. Pentax is de derde partij, maar heeft een enorme achterstand wat verkopen betreft. Bij Sony staan de activiteiten voor de A-mount-dslr's al jaren op een laag pitje en lijkt alle aandacht uit te gaan naar de A6xx- en A7-serie.

In tegenstelling tot Nikon en Pentax is Canon nog actief bezig met systeemcamera's, zij het dat deze duidelijk gericht zijn op de onderkant van de markt, door een beperkt lensaanbod met vrijwel geen primes en ontbrekende features, zoals 4k-video. Nikon had een vergelijkbare strategie door met een 1"-sensor zijn systeemcamera's duidelijk te onderscheiden van de rest. Weliswaar speelde het daardoor goed in op de trend van kleinere en lichtere camera's met verwisselbare lenzen, maar de beeldkwaliteit en scherptediepte zaten op een totaal ander niveau. Pentax pakte het in 2012 compleet anders aan met de K-01, een systeemcamera die compatibel was met alle K-mountlenzen, maar daardoor ook erg bulky. Deze flopte.

Hybride

Aan de martkcijfers is te zien dat de verkopen van systeemcamera's toenemen, ook in het high-end segment. Daar hebben Canon en Nikon momenteel geen antwoord op en dus is het interessant om te zien wat ze gaan doen. Er zijn diverse geruchten over spiegelloze systeemcamera's van beide fabrikanten, maar tot nu toe zijn er geen concrete aanwijzingen.

De interessantste vraag is of ze een compleet nieuw systeem zullen introduceren, dus met een nieuwe lensmount en geoptimaliseerde, compacte lenzen, of dat ze de bestaande EF- en F-mount zullen gebruiken. Dat laatste ligt voor de hand, want dat is juist de reden waarom beide fabrikanten zo terughoudend zijn: de angst voor kannibalisatie van hun uitgebreide lenzenportfolio. Met een systeemcamera met bestaande mount zouden ze de technische voordelen kunnen benutten, maar de flangeafstand, bedoeld voor de spiegel, zou intact blijven, waardoor de camera's relatief groot zouden blijven.

Een andere variatie ligt misschien nog meer voor de hand: een hybride camera. In feite is dat gewoon een spiegelreflex waarin de spiegel af en toe op een zijspoor wordt gezet. Je kunt dan als gebruiker kiezen of je de spiegel wilt gebruiken of wilt overschakelen naar de sensor voor bijvoorbeeld video, focus peaking of oogautofocus. Of natuurlijk een 20fps- tot 60fps-burststand, waarbij de spiegel niet opklapt.

Drie professionele fullframe-camera's, waarvan de eerste een systeemcamera is

Tot slot

Het is nog te vroeg om de spiegelreflex af te schrijven, maar de de voortekenen voor de lange termijn zien er niet gunstig uit. Oude techniek - lees: de spiegel - zit vooruitgang vaak in de weg. Dezelfde redenatie gaat op voor de elektrische auto versus fossiele brandstof, zonnepanelen versus kolen en digitale camera's versus analoge. Dat wil overigens niet zeggen dat systeemcamera's op dit moment perfect zijn, zoals meermaals uitgelegd. De accuduur, het lensaanbod en het gebrek aan concurrerende fullframemodellen tonen aan dat de markt nog niet volwassen is, maar de veranderingen gaan steeds sneller. Het is koffiedik kijken, maar het zou ons niet verbazen als de spiegelreflex over enkele jaren tot een minderheid behoort, zoals ook de verkoopcijfers lijken te impliceren.

Bron: Tweakers

 

 

Copyright CcReturn by Luc Baert 2013 - 2022